Inhoud

Priesterschap en het Werk van de H. Engelen

In het “Werk van de Heilige Engelen” heeft de “priester zijn plaats onder de dienaren van GOD, die bereid moeten zijn om hun leven te geven voor de H. Kerk zoals de goede Herder voor zijn schapen. En hij verwijst naar de barmhartige liefde. Een priester zonder barmhartige liefde is geen priester naar het hart van GOD!”

Deze woorden over het priesterschap schreef Moeder Gabriële Bitterlich op 18 februari 1954 neer in een overweging. Inderdaad neemt het priesterschap vanaf het begin in het “Werk van de Heilige Engelen”, een unieke plaats in. Het is een “Werk van priesters voor priesters”. Zowel de opleiding van goede priesters, die trouw zijn aan de Kerk, alsook de hulp aan priesters in nood nam en neemt in het Opus Angelorum een centrale plaats in.

In 1975 heeft Moeder Gabriele enkele bladzijden geschreven over de eigen geaardheid van het “Werk van de Heilige Engelen”. Het was juist in een tijd waar men niet veel meer van de Kerk wilde weten. Men leefde in de uitwerkingen van 1968 met een ongeordende vrijheidsdrang en een weigering om te gehoorzamen. Een en ander kwam aan het wankelen, de strijd tegen de atheïstische tijdsgeest was verlamd en vele, vele priesters verlieten hun dienst. In zulk een tijd van innerlijke beroering en diepgaande verandering schrijft Moeder Gabriele Bitterlich:

“Een heel beslissend en belangrijk H. Sacrament is dat van de H. Priester-wijding. Want wanneer wij geen geldig gewijde priesters meer hebben, dan hebben we ook geen geldige vergeving van onze zonden, wij hebben geen H. Misoffer meer met een geldige Consecratie – en dan hebben we ook geen werkelijk Heilige Communies meer. Het christelijk volk is veroordeelt om te verhongeren, als GOD niet op een of andere manier uitkomst geeft…. Het is een eigenschap van het “Werk van de Heilige Engelen” dat het zich moeite geeft om priesters te vormen, om de H. Kerk bij te staan in hun strijd tegen de toenemende vijandelijke overmacht.”

En op een andere plaats schrijft ze over de opgave van het “Werk van de Heilige Engelen”: “Het is onze plicht om goede en trouwe, vrome priesters te ondersteunen, en zelf jonge priesters door het Werk gevormd, aan de H. Kerk aan te bieden voor retraites, voor bezinningsdagen, voor volksmissies en zielzorg onder de jeugd. In de kracht van de priesters ligt de kracht van de Kerk.” Deze woorden van Moeder Gabriele vinden wij wat de inhoud betreft precies zo bij de H. Pastoor van Ars.

Het woord en het voorbeeld van de H. Pastoor van Ars

In deze samenhang kunnen de leer en de voorbeelden van de H. Johannes Maria Vianney aan iedereen een belangrijk houvast aanbieden. De volgende citaten van de Pastoor van Ars heeft Paus Benedictus aan alle priesters van de wereld geschreven, zodat zij daaruit kracht, vertrouwen en hoop kunnen putten, vooral in moeilijke tijden. Deze woorden van de H. Pastoor van Ars zijn echter ook waardevol voor alle gelovigen, om zo de grootheid, de waardigheid, de verantwoording maar ook de moeilijkheden van de priesterroeping te begrijpen of tenminste te vermoeden. Johannes Maria Vianney was uiterst deemoedig, maar hij wist, dat hij als priester een onmetelijk geschenk was voor zijn mensen:

“Een goede herder, een herder volgens het Hart van GOD, is de grootste schat die de goede GOD aan een parochie kan geven, en een van de waardevolste geschenken van de Goddelijke barmhartigheid.” Hij sprak over het priesterschap, alsof hij de grootheid van de gave en de opgave, die het schepsel mens toevertrouwd werd, eenvoudigweg niet kon begrijpen:

“Hoe groot is de priester!… Als hij zich zelf zou begrijpen, hij zou sterven… GOD gehoorzaamt aan hem: hij spreekt twee zinnen uit, en op zijn woord daalt de Heer van de hemel neer en sluit zich in een kleine hostie in….”

Of op een andere plaats zegt hij ietswat provocerend: “Gaat en biecht bij de allerheiligste Maagd of bij een Engel. Zullen zij je vrijspreken? Zullen zij aan jullie het Lichaam en het Bloed van onze Heer geven? Nee, de allerheiligste Maagd kan haar Goddelijke Zoon niet in de Hostie laten neerdalen. Ook al zou-den tweehonderd Engelen jullie ter dienste staan, zij zouden jullie niet de absolutie kunnen geven. Een priester, zo eenvoudig dit ook klinkt, die kan het doen. Hij kan jullie zeggen: Ga heen in vrede, ik vergeef je.”

En toen hij zijn gelovigen de betekenis van de sacramenten uitlegde, zei hij: “Zonder het sacrament van de priesterwijding zouden we de Heer niet hebben. Wie heeft Hem daar in het tabernakel geplaatst? De priester. Wie heeft jullie ziel bij het begin in het Leven opgenomen? De priester. Wie voedt haar, om haar de kracht te geven, om haar pelgrimstocht tot voleinding te brengen? De priester. Wie zal haar voorbereiden om voor GOD te verschijnen, door haar voor de laatste keer in het Bloed van JEZUS CHRISTUS te wassen? De priester, altijd de priester. En als deze ziel (door de zonde) sterft, wie zal haar ten leven wekken, wie zal haar de rust en de vrede geven? Opnieuw de priester… Na GOD is de priester alles! … Pas in de hemel zal hij zich zelf goed begrijpen.”

Deze uitspraken, die uit het geestdriftige, priesterlijke hart van een heilig priester voortgekomen zijn, mogen misschien overdreven lijken. Maar in hen openbaart zich de buitengewone eerbied die hij het sacrament van de priesterwijding toedroeg.

De priester is priester voor GOD en de mensen!

De H. Johannes Maria Vianney was totaal overweldigd van de grootheid en de verantwoording van de priester. Hij zegt in een preek: … Zonder de priester zouden de dood en het lijden van onze Heer geen nut hebben. Het is de priester, die het werk van de verlossing op aarde voortzet …Wat voor nut zouden wij hebben aan een huis vol met goud, als er niemand zou zijn, die ons de deur daartoe zou openen? De priester bezit de sleutel tot de hemelse schatten: Hij is degene, die de deur opent; hij is de huisbewaarder van de goede GOD; de beheerder van zijn goederen … Laat een parochie twintig jaar lang zonder priester, en men zal daar de dieren aanbidden … De priester is niet priester voor zichzelf, hij is het voor jullie.”

In deze geest ligt het zeker ook aan de priesters zelf om steeds weer een blij en begeesterd getuigenis af te leggen voor hun roeping en zending en om zo duidelijk te maken hoe mooi het is, om een geestelijke roeping uit te oefenen. Ze zouden minder moeten klagen en zuchten, minder erover spreken hoe veel een priester te doen heeft en wat voor een verantwoording hij op zijn schouders draagt, namelijk de verantwoording voor het heil van de zielen, maar veel meer daarover hoe heerlijk het is om GOD te mogen dienen. Niet de tegen-slagen, die jammer genoeg ook steeds weer gebeuren en waaraan men groeit, zouden de priesterlijke identiteit moeten vormen maar de mooie ervaringen met GOD, met het gebed en de mensen.

We kunnen voor alle gelovigen met een woord van de Pastoor van Ars sluiten: “De priesterwijding: dat is een sacrament dat niemand van jullie schijnt te raken en toch is het een sacrament dat jullie allen aangaat.”

Het juiste priesterbeeld

In onze huidige maatschappij kan iedereen meewerken aan een juist priesterbeeld, een priesterbeeld dat in de publiciteit vooral door de media vaak wordt misvormd of verwrongen. Door velen wordt de dienst van de priesters beoordeeld, wat zij naar buiten toe presteren, hoe goed ze kunnen coördineren en organiseren, hoe veel medewerkers ze kunnen winnen, hoe veel bijeenkomsten hun agenda aantoont, hoe veel kerken ze in de loop van hun priesterleven hebben gerenoveerd en hoe hoog de deelname was bij de verkiezingen van de laatste parochieraad. Dat alles is goed en wel. Mooi, wanneer een priester veel kan opbouwen in zijn leven voor het Rijk van GOD, voor zijn parochie. Dat is de ene kant: het doen.

Maar er is ook een andere kant, die belangrijker is en een voorwaarde voor alle uiterlijke werkzaamheid. Het zijn. De identiteit van de priester. Want vóór al het doen komt het zijn. Het priester-zijn. De roeping om “mannen van GOD”, “mannen van de genade” te zijn; geroepen en gezon-den zijn, met vreugde priester zijn. Dienaren van GOD, die zich zoals Jeremia 1) niet met hun eigen woorden “produceren”, maar zich de woorden van de Heer tot hun eigen maken. Mensen die door hun zijn naar GOD verwijzen.

Gezien het feit dat het “Werk van de Heilige Engelen” zich vanaf het begin moeite gegeven heeft bijzonder om de heiliging en de ondersteuning van de priesters – door gebed, boete en concrete hulp aan priesters, is het ook voor de leken belangrijk, om het sacrament van het priesterschap en dus het priesterlijke zijn en doen steeds beter te leren kennen om het zo beter te begrijpen en de priesters met meer ijver en krachtdadig te kunnen helpen.

Iedere priester: een zoon van MARIA

JEZUS zei tot Johannes: “Ziedaar, uw moeder!” 2) Hierdoor gaf Hij de leerling die Hij liefhad de opdracht, om MARIA als zijn eigen moeder lief te hebben en te eren. Deze woorden, die als het ware aan het begin van de MARIAdevotie staan, zijn tot een priester gericht.

Johannes, van zijn kant, voldeed bereidwillig aan de opdracht van de Heer, zoals ons het Evangelie bericht: “En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis.” 3) De originele tekst in het Grieks: “eis ta idia” is veel dieper en rijk van inhoud. In zijn encycliek “Redemptoris Mater” schrijft Paus Johannes Paulus II: “Dit wil ongetwijfeld zeggen dat aan de leerling de taak van zoon werd gegeven en dat hij de zorg voor de moeder van zijn geliefde Meester op zich nam. Hij “neemt” de Moeder van CHRISTUS ”op in het zijne” en leidt haar binnen in heel de ruimte van zijn eigen innerlijke leven”.

Wij kunnen dus over Johannes zeggen, de priester onder het Kruis: Hij nam MARIA in zijn innerlijk leven, in zijn meest innerlijk zijn op. MARIA opnemen betekent dus, in je eigen leven een centrale plaats voor haar vrijmaken, om alles door, met, in en voor MARIA te doen.

Gebed voor de priesters

De H. Pastoor van Ars had als gewoonte om te zeggen: “Nadat JEZUS CHRISTUS alles aan ons had gegeven, wat Hij ons geven kon, wil Hij ons nog het kostbaarste nalaten, wat Hij heeft: Zijn heilige Moeder.” Dat geldt voor ons allen. MARIA is de Moeder van ons allen.

Laat ons bidden dat MARIA de priesters in alle problemen en moeilijkheden, aan die zij in de tegenwoordige wereld blootgesteld staan, als Moeder heel bijzonder terzijde moge staan. En dat zij hen gelijkvormig moge maken naar het beeld van haar zoon JEZUS CHRISTUS. Laten wij MARIA helpen in haar moederlijke zorg voor de priesters, doordat we dagelijks voor hen bidden en ons dagelijks werk opofferen voor hun heiliging. Bevelen we alle priesters aan de moederlijke bescherming van MARIA aan en vragen wij haar om haar moederlijke zegen voor iedere afzonderlijke priester.

Terug

1) vgl. Jer 1,9
2) , 3) Johannes 19,27