Je bent hier: start » adventoverweging_2

Adventoverweging 2

Verlangen

De Advent betekent een gaan naar God, een gaan naar Christus in een machtig, diep verlangen naar de Verlosser. Nog zijn wij in veel opzichten onverlost. Nog lopen wij steeds gebaar te zondigen, de genaden van God te misbruiken.

Met de Vaders van het Oude Testament zien wij verlangend naar Verlosser uit. “Tot U verhef ik mijn ziel”. Wat baat ons de komst van de Zoon van God in het vlees, als Hij niet in ons zelf gevormd wordt en leeft: als Hij ons niet met Zijn Geest, met Zijn gevoelens en neigingen vervult? Hij komt echter in de ziel slechts overeenkomstig de graad van het verlangen, waarmee wij Hem verwachten en naar Hem uitzien.

Wie niet naar Hem verlangt, waardeert Zijn komst niet.

Wij roepen daarom met de liturgie van de Advent: “kom, Heer, toef niet, neem weg van Uw volk al zijn misdaden. Toon ons, o Heer, Uw barmhartigheid, en schenk ons Uw heil”. Ons verlangen naar de komst van de Heer bewerkt, dat wij alles laten varen, wat de komende Heer zou kunnen mishagen. Dus alles wat in strijd is met Zijn geest, de liefde tot het klein zijn, tot de nederigheid, tot de armoede, tot het offer, tot het kruis. “De verlossing is nabij!”

Vertrouwen

“Heft uw hoofden op, uw verlossing is nabij!” Vertrouwt! Door de komst van de Verlosser zullen wij gered worden. Zwaar gevoelen wij onze geneigdheid tot het kwaad, onze laksheid in het goede, onze offervrees en ons menselijk opzicht. Zoveel banden,die ons binden! Wie kan ons redden?

Wie ons van onszelf bevrijden? Alleen de Verlosser. En Hij komt! Hij komt met geen ander doel dan om ons te verlossen, ieder persoonlijk, ieder zoals hij het nodig heeft en het voor hem het beste is. Hij komt: Hem is “alle macht gegeven in de Hemel en op aarde”(Mt. 28,18). Op Zijn schouders rust de heerschappij (Is.9,6). Hij komt als degene, die “mij bemint en Zich voor mij overlevert” (Gal,2,20). Als de goede Herder, die Zijn leven geeft voor Zijn schaapjes (Joh.15,13). Mag ik dus van Hem niet alles verhopen? “Tot U, Heer, verhef ik mijn ziel. Op U vertrouw ik. Ik word niet te schande”.

Verlost

Het geheim van de Advent! Wij zijn verlost, werkelijk verlost. Wij zijn echter eveneens in de ware zin van het woord nog onverlost. Wij zijn verlost, er is een gezamenlijke verlossing van de mensheid. De schuld van de mensheid is uitgewist. God is met de mensen verzoend. De genade is ter beschikking van de mensen gesteld. Het rijk van Satan is vernietigd, de Hemel is voor de mensheid geopend. Er is een gezamenlijke verlossing van de mensheid.

De schuld van de mensheid is uit gewist. God is met de mensen verzoend. De genade is ter beschikking van de mensen gesteld. Het rijk van Satan is vernietigd, de Hemel is voor de mensheid geopend. Er is een verlossing van allen. De schatten der verlossing zijn neergelegd in Christus en Zijn kerk: onuitsprekelijk verheven, geestelijk en heerlijk. Maar het blijft plicht voor ieder van ons dit rijk binnen te treden, zijn heerlijkheden in bezit te nemen en ons zo steeds volmaakter de door Christus bewerkte verlossing toe te eigenen.

Wij zijn verlost. Wij zijn kinderen van God, kinderen der genade, ranken aan Christus, de wijnstok, door Zijn leven gedragen. Maar wij zijn het nog niet volmaakt. Wij kunnen en moeten nog steeds vooruitgaan in het kindschap Gods, in de genade, in de deugd en de vereniging met God, dagelijks standvastiger, ijveriger, volmaakter worden! Om deze genade smeken wij in de heilige Advent, dat met Gods genade onze verlossing volkomen voltooid worde.

Verwachting

“De Heer komt”. “Van uit Sion straalt de glans van Zijn schoonheid”. Hij neemt Zijn intrek in het Godsrijk der heilige Kerk. Hier leeft Hij Zijn leven voort. Het leven van de Kerk is het leven van Christus. Wie wil delen in Christus’ leven, moet delen in het sacramentele leven van de Kerk. “Jerusalem, sta op en plaats u op een steile hoogte en zie de vreugde, die u van uw God zal toekomen”.

De komst van Christus in het Jeruzalem van de Kerk en van iedere ziel door de heilige Communie is tevens een wegbereiding en een onderpand van die laatste komst van Christus, waarin Hij Jeruzalem, de gehele Kerk in al haar leden, tot de hoogten van de andere wereld opheft: daar zal zij eeuwig de vreugde aanschouwen, die haar in het bezit en genot van God ten deel valt.

“Ik verheug mij, dat men mij zei: wij gaan binnen in het huis des Heren”, d.w.z. in de gemeenschap van de heilige, katholieke Kerk, die, als een andere Maagd van Nazareth, de Verlosser draagt en aan de mensen brengt; in het Godshuis met zijn viering van het Heilig Offer en met het Offermaal van de Communie, in het hemels Jeruzalem, de plaats van de zalige Godsaanschouwing en eeuwige Verlossing.

Kom Heer!

Dauwt hemelen,uit den hoge en laat de wolken gerechtigheid regenen. De aarde moet opengaan en het heil opschieten; de grond moet de gerechtigheid laten ontspruiten. God van de Heerscharen, richt ons weer op; lach ons weer toe en wij zullen gered zijn. Laat ons uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, o Heer. Zoekt de Heer, nu Hij zich laat vinden, toept Hem aan, nu Hij nabij is.

Kom Heer, blijf niet uit, en delg de misdaden van uw volk. De Heer zal verschijnen met kracht, een licht voor het oog van zijn dienaren. Hij komt als Koning en Heer van de aarde. Het juk van de ballingschap zal Hij verbrijzelen. De dag van de Heer is nabij; zie, Hij komt ons bevrijden. Kom ons tegemoet Heer, met uw vrede, dat wij ons met een oprecht hart in U kunnen verheugen. Zie Heer, naar Uw volk en zijn ellende en zend Hem die Gij zenden zult.

Zend Hem voor U uit, het Lam, Heerser der aarde. Kom, Heer, bezoek ons met Uw vrede, en laat vreugde ons hart vervullen. Vreugde moet er zijn in de hemel en blijdschap op aarde, want onze Heer komt. Hij zal zich ontfermen over zijn noodlijdend volk. Een Kind zal ons geboren worden; Zijn naam zal zijn: God, Sterkte, In Hem worden alle volken der aarde gezegend. Kom spoedig, Heer Jezus, en wacht niet langer.

Verlicht de nood van allen die op uw liefde vertrouwen door de vertroosting van Uw komst. Heer, ontplooi uw macht en help ons met krachtige hand. Laat onze zonden niet langer de komst van uw heil vertragen, maar schenk ons barmhartigheid en bespoedig onze verzoening met U. Door onze Heer.

* Terug