De H. Engelen in het leven van Jezus Christus, deel 2

Engelen in Bethlehem

Wij hebben in een van de vorige rondbrieven reeds over hen geschreven, maar ze moeten hier nogmaals vermeld en met nog een paar aspecten van hun verschijning aangevuld worden omdat het binnenkort Kerstmis is.

Lucas verhaalt van de verschijning van de Engel en van een “hemelse heerschare” aan de herders in Bethlehem. “In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudden bewaakten. Plotseling stond een Engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de Engel sprak tot hen: “Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, CHRISTUS de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren Kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.” Opeens voegde zich bij de Engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten GOD met de woorden: ‘Eer aan GOD in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’ 1)

KerstengelenEen Engel, ja een grote hemelse heerschare waren dus de eersten die de Blijde Boodschap, het Evangelie verkondigden. GOD heeft Zijn Engelen gezonden, om aan de mensen de nabije verlossing te verkondigen.

Jean Danielou zegt: “Het geheim van de Engelen met Kerstmis is allereerst dat van de Engelen van de volkeren, die het Goddelijk Kind omringen. Het komt tot redding van de hun toevertrouwde heidenvolkeren, aan wie ze tot nu toe tevergeefs hun moeite hebben verspild.” 2)

Reeds de H. Hilarius zegt in dezelfde geest: “De komst van CHRISTUS in de wereld was een grote vreugde voor diegenen, aan wie de zorg voor mensen en volkeren was opgedragen.” 3)

Maar het geheim van de Kerstengel beperkt zich niet alleen tot dit. Het breidt zich uit over de heerscharen, die met het Woord, dat vlees wordt, van de hemel afdalen, om het met hun aanbidding te omgeven en om Hem als hun Heer te dienen. Gregorius van Nazianze noemt de Engelen de “Ingewijden van de Incarnatie”, aan wie het geheim, dat voor alle eeuwen in GOD verborgen was, onthuld werd. Maar het werd hen slechts daarom geopenbaard, opdat zij Zijn boodschappers zouden zijn.

Dionysius de Areopagit zegt: “Door de bemiddeling van de H. Engelen geraakte het inzicht van het geheim van CHRISTUS tot ons. Zo deelde St. Gabriël aan de priester Zacharias mee, dat zijn kind, dat tegen alle hoop in en door GODs genade geboren zou worden, de profeet van het GOD-menselijke werken van JEZUS zou zijn. Eveneens is het Gabriël, die Maria onderrichtte, dat zich in haar het oergoddelijke geheim van de onuitsprekelijke Menswording zou voltrekken. Jozef werd door een andere Engel ingewijd in de volle en waarheidsgetrouwe vervulling van de Goddelijke belofte. Weer een andere Engel brengt de Blijde Boodschap aan de herders, terwijl het hele koor van de hemelse heerscharen de aardbewoners de plechtige lofzang van het Gloria in excelsis toejubelt. 4)

En Origines zegt: “De Engelen zijn als begeleiders ingedeeld bij de Zoon van GOD. En zij spreken onder elkaar: Als Hij in een lichaam afgedaald is, als Hij zich met sterfelijk vlees heeft bekleed, wat blijven wij dan werkeloos achter! Vooruit gij Engelen, wij stijgen allen uit de hemel neer! Zo was er dus een grote menigte van de hemelse heerscharen, om GOD te loven en te verheerlijken, toen CHRISTUS geboren werd. Alles is vol met Engelen.” 5)

Wij willen onze “tocht” door de H. Schrift voortzetten met de Evangelies. Vóór de Menswording van CHRISTUS en nog voordat de H. Engelen in het leven en werken van JEZUS hebben ingegrepen, speelden ze reeds een beslissende rol in de Evangelies: in het leven van MARIA, die uitverkoren was om de Moeder van GOD te worden. Nog voor de verschijning van de Aartsengel Gabriel aan MARIA bericht de Evangelist Lucas over de verschijning van St. Gabriel aan Zacharias. 6) Zo helpen de H. Engelen ook ons, om toegang te verkrijgen tot het mysterie van de Menswording en de geboorte van JEZUS, vooral in deze dagen voor Kerstmis.

JEZUS woord over de kinderen

Voor kinderen is deze toegang vaak veel gemakkelijker dan voor ons volwassenen. Dat JEZUS een hart voor kinderen had, horen we heel duidelijk in de Evangelies. Een van deze woorden van JEZUS over de kinderen, willen we nu iets meer overwegen. Hij zei eens: “Hoedt u er voor, een van deze kleinen te minachten! Want Ik zeg u: hun Engelen in de hemel aanschouwen voortdurend het Aangezicht van mijn VADER die in de hemel is.” 7)

JEZUS spreekt over hun Engelen

Volgens de algemene opvatting van de kerkleraren heeft niet enkel iedere gedoopte, maar ieder mens vanaf het begin van zijn leven een bijzondere Engelbewaarder. Een voorbeeld voor de waardigheid van de menselijke ziel: “Hoe groot is de waardigheid van de zielen, dat ieder vanaf zijn geboorte een Engel tot zijn bescherming krijgt toegewezen”, zegt de H. Hieronymus. 8)

Uitdrukking van de waardigheid van iedere mens

Een grote theoloog van onze tijd, de pater Jezuïet Jean Galot, zegt hierover: “We moeten deze waarschuwing van JEZUS (de kinderen niet te verachten) zien in de sociale context. De Farizeeërs en de Schriftgeleerden hebben de kinderen en de eenvoudige lieden veracht, omdat ze “de Wet” te weinig kenden. En JEZUS spreekt hen tegen doordat Hij zegt dat deze kleinen, deze “onwetenden”, dankzij hun H. Engelen een veel grotere wijsheid bezitten dan de wet- en schriftgeleerden.

En in een andere samenhang zegt de Heer niets anders dan dat ieder menselijk leven, hoe armzalig het ook lijkt te zijn, niet veracht mag worden – heden moet men zelfs zeggen, niet vernietigd mag worden, “omwille van hun H. Engelen”.

Een andere grote geleerde van onze tijd, Romano Guardini, heeft over deze bijbeltekst het volgende geschreven: “JEZUS heeft met deze waarschuwing niets anders gezegd dan: Als je met een slechte bedoeling naar een kind toe gaat, weet dan, dat je niet alleen een hulpeloos schepsel aantreft maar achter hem staat de Engel en beschermt hem.”

De Engel ziet steeds het Aangezicht van de VADER

Op de vraag, waaruit de macht van de Engel bestaat, antwoordt Romano Guardini: “Hij ziet steeds het Aangezicht van de VADER. De Engel is in de hemel…en Gods heiligheid omgeeft hem. Wat je dus het kind aandoet, raakt ook hem. Wee jij, als je hem te dicht bij komt. De Engel zwijgt. Schijnbaar gebeurt er niets. Je huis brandt niet af,….je wagen verongelukt niet. Maar alles is in de alwetendheid van GOD vastgelegd en een keer zul je ontdekken wat voor een tegenstander je je hebt gemaakt toen je de Engel van het kind tegen je opgezet hebt.” 9)

Hun Engelen

JEZUS gebruikt hier de uitdrukking: “Hun Engelen…. aanschouwen voortdurend het Aangezicht van mijn VADER die in de hemel is.” Hun Engelen! Hij zegt daardoor dat de Engelen in zekere zin tot hen behoren, hen heel hun leven begeleiden. Het begrip “Engelbewaarder” schiet eigenlijk tekort. De opgave van de Engelen strekt veel verder dan enkel “bescherming”. Ze moeten hun beschermeling helpen om het doel van hun leven te bereiken, namelijk ook het Aangezicht van de hemelse VADER in de hemel te aanschouwen.” 10) Zijn wij ons steeds van deze aanwezigheid van onze Engel bewust? De H. Thomas van Aquino schrijft: “Niet iedereen, die door een Engel wordt verlicht, is zich ervan bewust dat hij door een Engel wordt verlicht.” 11)

Vele verlichtingen gaan dus mogelijkerwijs terug op onze Engelbewaarder, zonder dat we het vermoeden. Wij weten dat van Jeanne d’Arc, die haar eigen zending om tegen de “grote ellende” van Frankrijk te vechten, herleidde tot “Monsieur Saint Michel”, een woord doorgegeven wordt: “De Engelen komen vaak naar de christenen, men zien ze alleen niet. Ik zelf heb hen vaak bij hen gezien.”

Wat bindt de Engel aan de mens?

EngelbewaarderMen kan zich afvragen: wat bindt de Engel iedere keer aan een bepaalde mens? Alleen maar de opdracht van GOD, die hem daartoe zendt? Of een diepere, innerlijke verbondenheid? Zou de Engelbewaarder niet zo iets als onze hemelse tweelingbroer kunnen zijn? Zo vraagt zich Alois Winklhofer af, met beroep op Paul Claudel:

“Misschien is het zo, dat niet alleen iedere mens zomaar een, maar zijn heel eigen Engelbewaarder heeft, die heel persoonlijk en individueel hem toegekend is; misschien vanwege een geheime verwantschap, die juist tussen hem en deze Engel bestaat. Zou het niet denkbaar zijn om te veronderstellen dat iedere mens op een of andere manier geschapen is volgens het beeld van een Engel, die hem dan tot beschermer gegeven wordt?” 12)

Mijn Engel, een geschenk van Gods liefde aan mij

Inderdaad heeft GOD vanaf alle eeuwigheid bij de schepping, begenadiging en verheerlijking van “mijn Engel” ook aan mij gedacht. Door hem geeft Hij mij het Goddelijke licht, zodat ik naar het beeld van CHRISTUS, herschapen wordt tot steeds heerlijker gelijkenis met Hem. 13)

Mijn Engel gelijkt wel het meest op deze bepaalde afspiegeling van CHRISTUS, waartoe ik geroepen ben, want hij bemiddelt mij mijn leven lang het Goddelijke licht, precies volgens zijn persoonlijke afdruk van de Goddelijke genade. 14) Zodoende zullen wij –menselijk uitgedrukt- als twee tweelingbroeders voor de troon van GOD verschijnen in de heerlijkheid, waar wij, volgens de uitspraak van de H. Thomas van Aquino, tezamen in alle eeuwigheid zullen mee heersen. 15)

* Terug

1) Lc 2,8-16
2) De zending van de Engelen, 41
3) Homilie XII in Luc.
4) Hier. Cael. IV,4
5) Homilie in Ez. 1,7
6) Lc 1,1-25
7) Mt 18,10
8) In Mt III, 18,10
9) Romano Guardini, Engel – Theologische Betrachtungen, 30
10) Galot
11) Sth I,111, I ad 3
12) A. Winkelhofer, Die Welt der Engel, 87,v
13) vgl. 2Kor 3,18
14) Vgl. H. Johannes van het kruis, Donkere nacht van de ziel. Boek II, hds. 12,3
15) vgl. Sth Ia q. 113a. 4 co.