Dit is een oude revisie van het document!


DE HEILIGE ENGELBEWAARDER IS GEEN LUXEARTIKEL!

Het Nieuwe Testament bevat voor ons in Matt 18,10 het woord van de Heer over de kinderen, aan wie geen ergernis gegeven mag worden: “Want hun Engelen in de hemel zien altijd het Aangezicht van Mijn Vader Die in de hemel is.”

Dit stemt ons tot nadenken. Iedere mens is in Gods oog zo waardevol, dat Hij hem een persoonlijke begeleider gegeven heeft. Daaraan erkennen wij

  • De waarde van de onsterfelijke ziel.
  • Gods persoonlijke Voorzienigheid voor ieder apart.
  • De gevaarvolle toestand van het mens-zijn in deze wereld.

Dat God het nodig gevonden heeft ieder afzonderlijk een persoonlijke beschermer te geven, tekent de ernst van de situatie. Zij die niet geloven aan de Engelen en zeker niet aan de Engelbewaarders, onderkennen blijkbaar het gevaar niet waarin zij zich bevinden. God is een wijs bestuurder: als HIJ ons onder de hoede stelt van een hemelse Geest, dan heel zeker omdat wij deze bescherming dringend nodig hebben.

De Engel is geen luxeartikel!

Vooral echter willen wij dit geheim van “de mens en zijn Engel” zien als een bewijs van Gods persoonlijke liefde voor iedereen. Er zijn goede christenen die in hun kleinmoedigheid soms menen, dat God zich niet werkelijk voor hen interesseert, dat HIJ ze verlaten zou hebben. Dit geheim nu bewijst het tegendeel. Want ofschoon alles in het Geloof voor de Kerk in haar geheel bedoeld is – Christus is voor ons aller zonden gestorven, de Sacramenten staan ter beschikking van allen, Maria is ons aller Moeder – is toch juist één bepaalde Engel aan één bepaalde mens toegewezen, zozeer dat Engel en mens in Gods plan bijeenhoren.

Wanneer de Heer zegt, dat de Engel altijd voor Gods Aangezicht staat, en wanneer God de Engel voor de mens verantwoordelijk gemaakt heeft – afhankelijk van de vrije medewerking van zijn beschermeling – dan ziet God naast de Engel zeker ook steeds de mens voor wie hij onophoudelijk ten beste spreekt. Het geloof aan de Engelbewaarder zou ons moeten bevrijden van elke twijfel aan Gods persoonlijke liefde voor ons!

De Heilige Engel als de grote vriend

H. EngelbewaarderDat God de mens gesteld heeft onder de bescherming van een Geest hoeft ons eigenlijk niet te verwonderen. Nog afgezien van de gevaren waaraan de mens vooral sinds de erfzonde is blootgesteld, herkennen wij in ons geloof het zogenaamde hiërarchische beginsel: het lagere staat onder de leiding van het hogere.

In het scheppingsverhaal horen wij, dat de mens heersen moet over de vissen der zee, de vogels in de lucht en over alle levende wezens die zich op aarde bewegen, en de aarde aan zich onderwerpen. Dus de materiële wereld staat onder de mens. In de mens zelf staat het lichaam onder de geest. En dan ook de mens, bestaande uit materie en geest, onder de zuivere Geest, de Engel. Uiteraard is de mens niet onmondig en draagt hij ook zelf verantwoording, maar hij blijft leiding nodig hebben, zijn leven lang.

In de spiritualiteit van het Werk van de Heilige Engelen wordt gezegd, dat elke mens zozeer zijn eigen Engel heeft dat geen twee mensen, in verschillende tijden, dezelfde beschermengel hebben. Iedere Engel heeft dus slechts één keer een mens te begeleiden. Dit is geen uitdrukkelijke leer van de Kerk. Maar deze opvatting is zeker niet strijdig met der leer van de Kerk en lijkt ook zeker aanneembaar.

Dit zou betekenen dat onze Engel voor onze geboorte nooit eerder een mensenkind begeleid heeft en evenmin na onze dood: wij zijn voor onze Engel het éne pond, dat hij moet proberen veilig bij God af te leveren. Wij kunnen ons indenken met hoeveel zorg hij over ons zal waken, dat wij niet verloren gaan.

Een mysterie, klein als Bethlehem en toch groot…

Het geheim van “de mens en zijn Engel” is uiteraard geen centraal geloofsgegeven: andere mysteriën zijn veel belangrijker, zoals de Menswording, de Verlossing enz. Maar daarmee wordt dit geheim op zich niet onbelangrijk. Het is een geheim, “klein als Bethlehem onder de vorstensteden van Juda”, en toch groot en de grote minnaars onder de gelovigen hebben dit heel goed aangevoeld.

Men ziet telkens bij de Heiligen een grote, persoonlijke vriendschap voor de eigen Engel: bij een H. Thomas van Aquino, een Rosa da Lima, Francisca Romana, Petrus Canisius, Liduina van Schiedam. En Kardinaal Newman heeft sublieme regels geschreven over de Engel in zijn “Droom van Gerontius”.

Het grote aan dit “kleine”geheim is, dat God een wezen van zo’n totaal andere orde als de Engel plaatst naast de kleine mens en dat zij voor God als twee broeders zijn, als horend bij elkaar. De mens krijgt voor zijn levensweg deze grote gids toegewezen en de Engel deze bepaalde mens. En de saamhorigheid houdt bij de dood niet op: als de Kerk bidt in de oratie van het feest der Engelbewaarders: “En geef ons in hun gezelschap Uw eeuwige vreugde”, dan mogen wij dit ook individueel begrijpen, dat Engel en mens ook in de hemel samen zullen zijn. De geredde mens zal de glorie en het loon zijn van de Engel en de Engel zal het voorwerp van de eeuwige dankbaarheid en liefde van de mens zijn.

Dit betekent echter tegelijk de ernst van de situatie. Als de mens verloren zou gaan, zou de Engel voor alle eeuwigheid zijn menselijke broeder moeten missen. En als wij mogen aannemen, dat het voor de Engel een vreugde is een mensenkind te begeleiden en hij daar – menselijk gesproken - reeds eeuwenlang naar heeft uitgezien, dan komt ons ook het monsterachtige van de abortus nog meer tot bewustzijn: nog voordat de Engel – eindelijk – aan zijn grote opdracht begint, wordt hem deze taak door willekeurig en gewelddadig ingrijpen van de mensen onmogelijk gemaakt.

Hij spreekt tot ons in de stem van het geweten

Heilige EngelbewaarderVelen maken bezwaar tegen het geloof aan de Engelbewaarder, omdat zij menen dat hij een hindernis is voor het werken van Gods Geest, of dat hij een omweg zou zijn op onze weg naar God toe. Zoals Christus geen omweg is naar God, maar zelfs DE WEG, zoals Maria, de Middelares van alle genaden, geen belemmering is om te komen tot Christus, zoals HIJ juist door HAAR tot ons gekomen is, zo ook is de Engel geen sta-in-de-weg. Hij is de gids; hij wil tenslotte niets voor zich, maar alles voor God. Zoals een Engel in de Openbaring tot Johannes zegt: “Hem alleen moet gij aanbidden”.

In de wereld van Gods bovennatuur komt geen concurrentie voor: alles is daar orde en regelmaat en samenwerking. Als God de Engel tot gezel en leermeester gegeven heeft, kan dit nooit een belemmering betekenen. Integendeel, wie deze hulp afwijst en verlangt in alles rechtstreeks door God geleid te worden, miskent de plannen van Gods wijsheid en goedheid. De Heilige Engel ontvangt tenslotte de kracht en het licht voor zijn opgave van de Heilige Geest. Hij is staande naast ons, het meest directe en werkzame contact met de wereld van het bovennatuurlijke.

De Engel spreekt tot ons in de stem van ons geweten. Hij is niet het geweten. Het geweten is niets anders dan ons verstand, dat ons in een concrete situatie zegt dat dit goed en te doen, dat dit kwaad en te vermijden is. Maar de Engel verlicht ons, zoals wij bidden: “Verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen”. Hij verdedigt en beschermt, onderricht en leidt ons juist doordat hij ons een bovennatuurlijk licht geeft, dat ver uitgaat boven het natuurlijke licht van het verstand, dat tengevolge van de erfzonde heel vaak verzwakt en onzeker is. Daardoor leren wij nog beter onderscheiden, nog duidelijker begrijpen wat God van ons wil en wat niet.

Ofschoon nu de Engel aan iedereen gegeven is zal degene de stem van de Engel beter en duidelijker kunnen vernemen, die van zich uit graag het contact met de Engel zoekt, die met de Engel omgaat als met een vriend. Die geleerd heeft alles met de Engel te bespreken en voor te bereiden, en alles gemeenschappelijk met hem te doen.

De invloed van de Toewijding

Vooral ook door de “Toewijding aan de Engelbewaarder” ervaart men de ingevingen van de Engel duidelijker en hij spoort ons dan ook steeds intenser aan tot het goede. Hij houdt ons de eeuwige waarheden voor ogen: “Het leven is zo kort, alleen God is eeuwig”; “Dit kleine offer brengt een eeuwige vreugde”; Er is nog zoveel te bidden voor de redding van de zielen, wil je je tijd daaraan niet geven?”; “God ziet alles, Hij loont ook alles”.

De mens die het contact zoekt, zal steeds meer ervaren dat hij geleid wordt, dat hij gedachten heeft die niet van hemzelf komen. Hij leert zijn ogen steeds meer openen voor de noden rondom en krijgt het verlangen al zijn tijd en talenten in te zetten voor het heil der zielen.

Hij zal dingen doen, waarvan hij pas later beseft waarom hij ze heeft moeten doen. Vooral de wereld van het gebed opent zich wijder en wijder omdat de Engel ons bij het gebed stimuleert en wij mogen weten dat hij vooral dan bij ons is.

In de verwarring van heden is het contact met de Engel meer dan ooit geboden. Het is een groot geluk in de Engel de grote vriend voor het leven ontdekt te hebben, te ervaren dat men nooit meer alleen is. De Engel is trouw en voorkomend en bereidt ons ook ongevraagd vele diensten en verrassingen. Leren wij daarom alles samendoen: niet “Ik bid”, maar “Wij bidden”; niet “Ik werk”, maar “Wij werken voor het Rijk Gods” enz.

Een dienen en strijden in Christus’ navolging

Passie EngelIn het Evangelie spreekt de Heer van de vreugde van de Engelen Gods over de bekering van één zondaar (Lc 15,10). Als er vreugde bestaat voor de Engelen, dan ook zeker droefheid, zelfs wanneer de theologie ons hier maant toch niet al te menselijk te spreken. De opgave van de Engelbewaarder is veel zwaarder dan men oppervlakkig meent. De Engel neemt zijn taak dan ook zeer ernstig: zijn beschermeling dreigen reële gevaren, Gods eer kan door zijn menselijke broeder geschonden worden, de mens zelf kan verloren gaan.

Sinds Christus mens geworden is, is het een groot verlangen van alle Engelen Christus in Zijn dienstbaarheid op aarde na te mogen volgen. Zij ervaren daardoor hoe klein de mensen zijn en hoe zwak, hoe onzeker en onbetrouwbaar. De meeste mensen weten niet eens dat zij van de wieg tot het graf een Engel naast zich hebben. Van degenen die het door het Geloof wel weten, denken de meesten er praktisch nooit aan. En onder degenen, die er nog wel aan denken, zijn er ook weer velen die de Engel toch niet volgen en keer op keer naar de duivel luisteren en daarmee God beledigen en de Engel.

De “kruisweg” van de Engel

Vandaar dat de dienst een ware zelfontlediging vraagt van de Engelbewaarder: de mens dienen, vaak zonder daarvoor een woord van dank te krijgen, de mens trouw te blijven, ook wanneer de mens roekeloos met zijn vrijheid omspringt, de mens niet te verlaten, zelfs wanneer deze zich met Gods tegenstander verbindt en de Engel daardoor de handen gebonden worden.

In deze dienstbaarheid moeten zij zich aan het tempo van de mens gewennen, aan de kleine ruimte waarin de mens zich bevindt, en telkens opnieuw ervaren hoe zorgeloos en onverantwoordelijk de mens met Gods genadegaven omgaat. Zij ondervinden daardoor ook hoe diep de afgrond is, waarin Christus in Zijn menswording is afgedaald.

God maakt het de Engelen niet gemakkelijk. Hun dienst wordt nog daardoor verzwaard, dat het hun niet geopenbaard is, of zij hun beschermeling definitief zullen kunnen redden. Zij aanbidden Gods Heilige wil, die het toelaat dat de duivel met list en bedrog en misbruik makend van de menselijke ijdelheid, egoïsme en kortzichtigheid, in deze strijd zo vaak in het voordeel schijnt te zijn. Het kwade verspreidt zich toch al gemakkelijker dan het goede!

Maar God weet wat Hij doet, als de Engelen ook hier de dwaasheid van het Kruis moeten leren aanvaarden. Omgekeerd echter is er een ware vreugde bij Gods Engelen als de mensen naar hen luisteren, en woekeren met de tijd, de talenten en de genaden die God hen gegeven heeft. Dan tonen de Engelen zich als machtige medestrijders en als ware vrienden. De Heer zal de Heilige Engelbewaarder zijn trouw lonen en de mens zal ooit ontdekken wat voor een toegewijd vriend hij in deze wereld heeft gehad.

Pater H. J. van Dijk O. R. C.

* Terug