Dit is een oude revisie van het document!


De Engel van Fatima, een leermeester van het gebed

Het was in 1916 dat de Engel van Fatima de drie herdertjes Lucia, Jacinta en Francisco heeft voorbereid op de openbaring en de boodschap van O.L.V. van Fatima. Het ‘succes’ van Fatima is voor een groot deel toe te schrijven aan de Portugese bisschoppen, die intuïtief hebben begrepen, dat het verhaal van de verschijningen van Fatima ons de waarheden van het Evangelie op een eenvoudig en de huidige tijd aangepaste wijze weergeven. Beide, de verschijningen en de boodschap van Fatima, zijn een populaire catechismus van ons geloof. Dit geldt in het bijzonder voor de Engel van Fatima, die wij het eerste geheim van Fatima zouden kunnen noemen, want Onze Lieve Vrouw van FatimaLucia hield deze openbaring ongeveer 20 jaar verborgen. Hoe anders is het gesteld met de valse mystici, die hun verhaal niet snel genoeg rond kunnen bazuinen.

Evenals de Moeder Gods, verscheen ook de Engel zes maal in Fatima. Bij de eerste drie verschijningen aan Lucia en twee andere meisjes in het jaar 1915, zei hij niets. In de loop van hetjaar 1916 gaf hij aan Lucia, Jacinta en Francisco geestelijke onderrichtingen. Wij willen hier op deze laatste drie verschijningen nader ingaan, want ze bieden ons een eenvoudige en tevens opmerkelijk diepe samenvatting van een geestelijke theologie, zoals wij deze in de Heilige Schrift en in de geschriften van de heiligen kunnen vinden. Ze zijn voor ons niet alleen vanuit historisch standpunt interessant, maar vooral omdat onze heilige Engelbewaarder in zijn streven om ons te verlichten en tot heiligheid te leiden op dezelfde wijze te werk gaat als de Engel van Fatima.

Eerste openbaring: Voorjaar 1916 te Loca do Cabeço

Lucia en haar beide begeleiders Jacinta en Francisco hadden in een kleine grot in de rots op de oostelijke helling van Loca do Cabeço beschutting gezocht tegen het slechte weer. Nadat ze hun brood gegeten hadden, baden ze de rozenkrans, die ze menigmaal op vindingrijke manier afkortten, zodat ze in plaats van het hele gebed steeds alleen maar “Wees gegroet Maria” en “Heilige Maria” baden, om toch maar weer spoedig te kunnen spelen. Daar zagen ze plotseling vanuit het oosten boven de kleine helling “een licht, witter dan sneeuw, in de gestalte van een jongeling, transparant, schitterender dan kristal, waar de stralen van de zon doorheen fonkelden. Naarmate hij naderbij kwam, konden wij zijn lichaamsvormen onderscheiden. We stonden versteld en waren half in die aanschouwing opgenomen”.

Hoe bijbels is Lucia’s beschrijving, zowel van de Engel als ook van haar eigen reactie. Het herinnert ons aan de Engel van de verrijzenis: “Een Engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer. Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven”1). Op dezelfde wijze spreekt Johannes van een Engel, wiens gezicht straalde als de zon 2).Toen de vrouwen het graf binnentraden, “zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad. Maar hij sprak tot hen: “Schrikt niet!” 3).

St. Marcus bericht ons verder, dat zij van schrik vluchtten. “En uit vrees zeiden ze er niemand iets van”4). Zoals de Engel van de verrijzenis de vrouwen probeerde gerust te stellen, en zoals lang van tevoren St. Gabriël de profeet Daniël probeerde gerust te stellen5) en later Maria bij de verkondiging, zo bemoedigde ook de Engel van Fatima de kinderen met de woorden: “Vreest niet! Ik ben de Engel van de Vrede. Bid met mij”. Deze drie verklaringen geven aanleiding tot drie overwegingen.

1.”Vreest niet!”

Degenen die God vrezen, hoeven voor Gods Engel geen angst te hebben, hoezeer zijn verschijning ons ook ontzag mag inboezemen, daar de Engel vervuld is van de heiligheid van God, Die hij openbaart. Zo gebeurde het, dat de profeet Daniël: “door zo’n vrees aangegrepen werd, dat hij ter aarde viel”, toen de Engel Gabriël naar hem toekwam 6). Dit overkwam niet alleen Daniël, maar ook vele andere profeten en heiligen in de Heilige Schrift. Kortom verwijzen wij hier slechts naar de H. Johannes, die twee maal aan de voeten van de Engel neerviel, want de Engel was zo stralend en heerlijk, zijn woorden waren zo Goddelijk, dat Johannes meende met de Heer zelf geconfronteerd te zijn 7). Deze ‘vergissing’ van de H. Johannes is echter juist een bewijs van de echtheid van de openbaring, want alleen de heilige Engel kan op deze wijze één zijn met onze Heer. Hier ontmoeten we de genade van de Goddelijke tegenwoordigheid en het verenigd zijn met God, wat de boze nooit overtuigend kan na-apen, ook niet als hij zich vermomd als een “engel van het licht” 8).

De kinderen waren zo overweldigd van deze tegenwoordigheid van het Engel van FatimaGoddelijke in en door de Engel, dat Lucia later schrijft: “De sfeer van het bovennatuurlijke die ons omringde, was zo intens, dat we er ons geruime tijd geen rekenschap van gaven dat we nog leefden….De tegenwoordigheid van God was zo intens en innerlijk, dat we niet eens onder elkaar waagden te spreken. De volgende dag voelden we onze geest nog steeds gehuld in die sfeer. Dit herhaalde zich nog een keer na de laatste verschijning van de Engel, alleen was die verbonden met veel meer genade en gevoelens van liefde”. Lucia herinnert zich: “De kracht van de aanwezigheid van God was zo intens, dat ze ons bijna helemaal in zich opnam en vernietigde. Ze scheen ons zelfs een hele tijd van het gebruik van onze zintuigen te beroven. In die dagen verrichten wij de materiële handelingen, alsof we door hetzelfde bovennatuurlijke wezen daartoe gebracht werden, dat ons daartoe aanzette. De vrede en het geluk dat we voelden was zo groot, maar alleen innerlijk, met de ziel volledig gericht op God”.

Lucia merkte na de eerste ontmoeting met de Engel nog het volgende op: “Niemand dacht er aan om te spreken of ook maar geheimhouding aan te bevelen. Deze drong zich vanzelf op. Ze was zo intiem, dat het niet gemakkelijk was er een enkel woord over te uiten”. De reden daarvoor is, dat bij de Engel de eigenlijke vorm van mededelen via het licht van de gaven van de Heilige Geest gaat, zodat de ziel het Goddelijk weten zonder woorden direct in haar binnenste ontvangt. De ziel herkent dingen, kan ze echter niet onder woorden brengen. Het kost haar moeite om erover te spreken. Weliswaar heeft de Engel ook in woorden tot de kinderen gesproken, maar de grotere geestelijke genaden heeft hij hen in het diepst van de ziel medegedeeld.

2.”Ik ben de Engel van de Vrede”.

Paus Gregorius de Grote leert ons, dat de engelnamen geen betrekking hebben op het wezen van de Engel, echter veel meer op hun zending en hun dienst aan de mensen. Zo betekent ‘Michaël’: ‘Wie is als God!?’, want het is zijn opgave ons de nederigheid van het geloof te leren. ‘Rafaël’ betekent: ‘Geneesmiddel van God’, want hij werd gezonden om Tobias van zijn blindheid te genezen en om Sara te bevrijden van ’t lastig vallen door de boze geest. Hier hebben wij nu de Engel van de Vrede! Het is dus zijn opgave om de mensen naar de vrede te leiden. Het is een soort heilige ironie, dat in Fatima het “blauwe leger” ontstond; bedenken we echter, dat hun wapens het gebed en het offer zijn en dat de rijen van deze strijdende zielen direct achter deze heilige Engel staan. Want de vrede onder de volkeren is een geschenk van God; de vrede van het hart komt door de liefdevolle onderwerping aan God; en de vrede in God komt uit een liefhebbende vereniging met Hem.

3.”Bidt met mij!”

Het is voor ons niet moeilijk om in te zien, welk een voordeel de hulp van de heilige Engel bij ons gebed is. Rafaël deelde Tobias mee: “Toen u bad, heb ik uw gebed onder de aandacht van de Heilige gebracht”9). In zijn commentaar over het heilig misoffer, waar de priester bidt: “Wij smeken U, almachtige God, laat deze gaven ( van het Lichaam en het Bloed van Christus) in de handen van Uw heilige Engel dragen tot op Uw altaar in den hoge…”, schrijft de H. Thomas van Aquino aan de Engel een bijzondere voorspraak toe, welke groter is dan die van de priester. Hij zegt: “De Engel, die de Goddelijke mysteriën bijwoont, brengt zowel de gebeden van het volk als ook die van de priester voor het aanschijn van God 10). In dezelfde tekst schrijft hij: “En daarom heet die plechtigheid ook ‘mis’ (‘missa’ is afkomstig van het Latijnse ‘mittere’ en betekent zenden), omdat de priester door de Engel gebeden aan God opdraagt, zoals het volk door de priester”.

Natuurlijk hebben de gebeden van de Engel slechts de beperkte kracht van een schepsel, want zowel het natuurlijke wezen van de Engel, alsook zijn genaden zijn begrensd en niet zoals bij God oneindig. De lofprijzingen van de Engel, laat staan die van de mensen, zouden nooit God waardig kunnen zijn. Maar dan gebeurde er het onvoorstelbare: God Zelf werd mens, de Zoon werd de Hogepriester van de toekomstige goederen. God Zelf stelt zich aan de kant van de schepselen en neemt het in Zijn gebed voor hen op. Hij heeft ons allen opgenomen in Zijn oneindig welgevallig offer van lof,dat Hij de Vader aanbiedt.

Zo heeft God echter als eerste de mens uitverkoren, doch omwille van de mens heeft priesterlijke EngelHij ook de Engel uitverkoren, opdat Hij alles in de hemel en op aarde in Christus zou kunnen verenigen 11). Uit liefde tot Christus en de leden van Zijn Mystieke Lichaam, verlangen de Engelen ernaar om zich bij het gebed en de aanbidding met ons te verenigen. Zo zingen de gelovigen in de byzantijnse Mis: “Meester, Heer onze God, Gij die de hemelse ordening en de heerscharen van de Engelen en Aartsengelen voor de viering van Uw lofprijzing hebt ingesteld, verleen, dat wij bij onze intocht samen met de Engelen binnentrekken, die met ons verenigd de liturgie vieren en samen met ons, de heerlijkheid van Uw goedheid bezingen”. Naderhand staat er: “Nu verenigen de hemelse krachten zich onzichtbaar met ons in de aanbidding”. In de Romeinse ritus bidt de priester: “U, de eeuwige God loven zij zonder einde door onze Heer Jezus Christus. Laat ook onze stemmen meeklinken in dit koor en vol eerbied zeggen: Heilig, heilig, heilig…” Het gebed van de Kerk is pas volmaakt als Engel en mens met Christus in de lofprijzing van de Drieëne God verenigd zijn.

Het gebed en de twee voornaamste geboden

Wat voor een gebed leerde de Engel de kinderen van Fatima? Het is een eenvoudig gebed van aanbidding ( liefde tot God ) en voorspraak ( naastenliefde ): “Mijn God, ik geloof, ik aanbid, ik hoop en bemin U. Ik vraag U vergiffenis voor hen, die niet geloven, niet aanbidden, niet hopen en die U niet beminnen”. De werking van dit gebed kunnen we pas goed begrijpen, als we hebben ingezien, dat het ons onderricht in de vervulling van de beide voornaamste geboden, die van de liefde tot God en tot de naaste, want: “Aan deze twee geboden hangt heel de wet en de profeten”. De H. Paulus leert evenzo: “Want de hele wet is vervat in die ene woord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” 12). Wanneer wij over deze waarheid en het feit, dat de kinderen dit gebed urenlang baden, goed nadenken, verwondert het ons niet, dat ze zo snel vorderingen in de deugd en in de heiligheid maakten.

Wij zijn geen olympische atleten en ook geen intellectuele grootheden, maar een genade van God wordt ons allen aangeboden, namelijk de genade van het heroïsch streven naar heiligheid. Alles wat we hebben te doen, is de wil serieus op de liefde te richten. Een van de eenvoudigste manieren om de liefde te beoefenen, is dit gebed te bidden! “De geboden die IK u heden geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel en ge hoeft niet te zeggen: ‘Wie zal naar de hemel opvaren om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?’ Neen, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen” 13).

De Engel geeft ons echter niet slechts een eenvoudige gebedsformule om deze beide voornaamste geboden na te komen, opdat wij alleen daartoe in staat zouden zijn. Nee, wat de Engel vurig verlangt is, dat wij neerknielen en met hem bidden. Ieder van onze Engelbewaarders verlangt, dat wij neerknielen en met hem bidden. Als wij dit doen, kan de Heer een van Zijn mooiste beloften waarmaken: “Waar er twee of drie verenigd zijn in Mijn Naam, daar ben IK in hun midden”14). Dit door de Engel gegeven gebed is zo kort, dat wij het overdag vaak als schietgebed zouden kunnen bidden. Dan blijven wij verenigd met onze Engel en wandelen voor Gods aanschijn.

Eerbied bij het gebed

Dat de Engel van Fatima niet alleen neerknielde, maar ook met zijn voorhoofd de grond raakte, is een aanwijzing voor ons, met welk een grote eerbied wij ons gebed moeten verrichten, opdat het niet door de routine tot een louter lippengebed wordt. De Engel onderrichtte de kinderen: “Bid op deze wijze. De Harten van Jezus en Maria hebben aandacht voor de stem van jullie smeekbeden”.

Dit woord: “Bid op deze wijze” herinnert aan de woorden van Jezus tot zijn leerlingen, toen Hij hen het Onze Vader leerde 15). Zoals de H. Augustinus het uitlegt, is het “Onze Vader” niet alleen het beste van alle gebeden, het is ook het voorbeeld voor alle gebeden. Zo was het ook niet de bedoeling van de Engel, dat de kinderen zich aan een vaste gebedsformule moesten houden, veeleer echter leerde hij ze, dat de liefde tot God en tot de naasten het middelpunt van al onze gebeden moet zijn.

Daar velen zich bij het gebed snel laten ontmoedigen en zich eenzaam en verlaten voelen, moeten zij onvoorwaardelijk deze waarheid van het geloof horen, dat Jezus en Maria hen liefhebben en dat hen al het goede door het gebed wordt gegeven. Zoals de H. Alfons van Liguori ons verzekert, is de enige genade, die ons altijd en overal wordt aangeboden, de gave van het gebed, want hierdoor kunnen wij al het goede van God verkrijgen.

Engel van FatimaDaarna verdween de Engel en liet de kinderen enige maanden alleen, om te zien, of ze de ontvangen genade en hun voornemen trouw bleven. Zonder met iemand te spreken, behalve onder elkaar, zonder verdere troostende bezoeken van de Engel, bleven de kinderen trouw aan hun voornemen. Lucia constateerde: “Zijn woorden drongen zo diep door in onze geest, dat we ze nooit vergeten hebben. En sindsdien herhaalden we die worden een hele tijd, zo neergebogen, totdat we soms omvielen van vermoeidheid”. Hierdoor hebben ze heldhaftige edelmoedigheid beoefend.

Het gebed van de Engel van Fatima:

Mijn God, ik geloof, ik aanbid, ik hoop en bemin U. Ik vraag vergiffenis voor hen, die niet geloven, niet aanbidden, niet hopen en U niet beminnen.

Allerheiligste Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest, ik aanbid U met de grootste eerbied en ik offer U op het allerkostbaarste Lichaam en Bloed, de ziel en de Godheid van Jezus Christus, tegenwoordig in alle tabernakels op aarde, tot eerherstel van de beledigingen, heiligschennissen en onverschilligheid waardoor Hij wordt beledigd. En door de oneindige verdiensten van Zijn allerheiligst Hart en van het Onbevlekt Hart van Maria bid ik U om de bekering van de arme zondaars.

P. William Wagner ORC

*Terug

1) Mt 28,2b-4
2) Vgl. Apok 10,1
3) Mc 16,5-6
4) Mc 16,8
5) Vgl. Dan 9,21
6) Vgl.Dan 8,17
7) Apok. 19,10;22,9
8) Vgl. 2 Kor 11,14
9) Tob 12,12
10) Vgl. Summa III.83,4,9m
11) Vgl.Ef.1,10
12) Gal. 5,14; Vgl. Rom. 13,8.10
13) Deut. 30, 11-14
14) Mt. 18,20
15) Mt. 6,9 vv