Gegrepen door Jezus’ lijden

Door: Karl Rahner SJ

Eerste overweging

Heer Jezus Christus, u bent hier tegenwoordig in het heilig Sacrament. Maar niet alleen op die manier verblijft u onder ons, U leeft ook in ons zelf. Sinds wij door het doopsel ledematen geworden zijn van uw mystiek Lichaam dat de Kerk is, leeft u ook in ons door uw heilige Geest, door wie wij gezalfd en gemerkt zijn.

U bent in ons het Leven van ons leven, van onze ziel en van ons hart. In de kracht van de levengevende macht van uw Heilige Geest, die van de Vader door u uitgaat, hebt u bezit genomen van het meest innerlijke van ons wezen, van de meest verborgen diepte van onze ziel.

U hebt onze ziel verheerlijkt, geheiligd en vergoddelijkt. Wij leven niet meer, maar u leeft in ons. Wij behoren onszelf niet meer toe, maar u. Wij zijn werkelijk vervuld van de eeuwige liefde die van u en uw Vader eeuwig uitgaat als de Persoon van de Heilige Geest. Omdat u in ons leeft, is ons leven een voortzetting van uw leven.

Tweede overweging

Toen wij gedoopt werden, begon een nieuw hoofdstuk van Uw leven. Wij moeten immers gelijkvormig worden aan uw beeld. Eerstgeborene onder vele broeders, wij moeten immers u aantrekken. Omdat u in ons leeft, moet u altijd meer gestalte in ons krijgen.

U wilde een leven leiden in alle tijden, in alle situaties, onder alle volken en geslachte. En omdat u hiertoe niet in staat bent geweest in de geschapen begrensdheid van uw eigen aardse leven, daarom neemt u ons leven in uw genade – door uw Heilige Geest ons uit uw doorboorde Hart geschonken – om het aan uw leven gelijkvormig te maken, opdat altijd en overal tot aan het einde der tijden, Uw leven, Jezus wordt voortgeleefd op altijd nieuwe wijze, in altijd nieuwe vormen. Maar als uw leven door uw genade in ons leven opnieuw gestalte moet krijgen, dan geldt dit ook voor uw lijden, voor uw gezegende passie.

Derde overweging

Bij het Doopsel werden wij in uw dood ondergedompeld. Omdat wij, Gods kinderen, met uw Geest vervuld en uw mede-erfgenamen zijn, moeten wij met u lijden om met u uw heerlijkheid te delen. Ook als gekruisigde moet u onvermijdelijk gestalte in ons krijgen. In de ledematen van uw mystiek Lichaam zet u uw lijden voort tot aan het einde der tijden. Pas als de laatste traan vergoten, het laatste leed van deze wereld geleden, de laatste doodsangst doorstaan zal zijn, dan pas, Jezus, is uw lijden eindelijk ten einde.

Als uw kruis ook niet op mij drukt, zou ik uw leerling niet kunnen zijn. Maar als dit wèl zo is, als u tot mijn geluk en dat van de wereld en tot eer van uw Vader uw lijden in mij wilt voortzetten, als u ook door mijn smarten en moeilijkheden nog wilt aanvullen wat aan u lijden ontbreekt ten voordele van uw Lichaam dat de kerk is, dan zal ik ook altijd in mijn leven een aandeel, een armzalig en klein, maar werkelijk aandeel verkrijgen in uw nacht in de Hof van Olijven

Vierde overweging

Dan zal mijn “Heilige Uur”waarin ik uw lijden in de hof van olijven vereer door mij niet gehouden worden tijdens de rustige en vrome overweging in de kerk of thuis. De eigenlijke ‘heilige uren’ zijn die waarin de nood van lichaam en ziel op ons drukt.

De uren waarin God mij de lijdenskelk reikt. De uren van mijn verdriet over mijn zonden. De uren waarin ik, Jezus , tot uw Vader roep schijnbaar zonder verhoring te vinden. De uren waarin het geloof schreiende nood wordt, de hoop in vertwijfeling schijnt te veranderen, de liefde in het hart dood lijkt te zijn. Maar wanneer deze uren mij overvallen, ontferm u dan over mij, Heer.

Geef mij dan de genade in te zien, dat deze ‘heilige uren’ genade zijn, uren van uw leven, van uw olijfhof. Laat mij dan begrijpen, dat zij uiteindelijk niet over mij komen door blind toeval, of door de boosheid der mensen, of als tragisch noodlot, maar als een genade, die mij deelachtig maakt aan uw lot in de hof van olijven.

Vijfde overweging

Geef mij dan de genade “ja“ te zeggen. Ja op het meest bittere. Ja op alles, omdat in zo’n uur alles, zelfs de gevolgen van mijn schuld, de wil van de eeuwige Liefde is, die altijd geprezen moet worden.

Geef mij in zulke uren de genade om te bidden, zelfs als de hemel donder en gesloten schijnt, zelfs als het dodelijk zwijgen van god mij omhult; zelfs als mijn mond woorden van gebed stamelt, die mijn verpletterd hart leugens toeschijnen. Dan moge alles – ik zeg het nu al, nu ik hier voor u kniel – opgenomen worden in uw doodsangst in de hof van olijven en erdoor omsloten zijn. Ontferm u over ons Jezus, als de Engel van ons leven ons de kelk reikt zoals aan u.

Wij smeken u, ontferm u over ons. Niet op die manier, dat de kelk ons voorbijgaat. Wie u toebehoort, moet hem met u drinken zoal u hem gedronken hebt. Maar ontferm u zo over ons, dat u ons dan bijstaat, niet doordat wij ons sterk voelen in dit uur, maar zo dat uw kracht in onze zwakheid overwint.

In uw smart in de hof van olijven zag u de mensen die diezelfde uren doorstaan voor u, en dit visioen heeft toen uw Hart getroost. Laat ons behoren tot de mensen die u getroost hebben. En leidt allen, die met u en in u hebben geleden binnen in de heerlijkheid van de Vader. Amen.