Je bent hier: start » heilige_maagd_maria

Maria, Koningin der Engelen

1.Maria Koningin

De Litanie van Loreto, de bekende litanie die in het Nederlands taalgebied doorgaans na het rozenhoedje gebeden wordt, kent aan het einde een rij aanroepingen waaronder Maria geëerd wordt met de titel: Koningin. Zij heet er de Koningin van de Engelen, de Koningin van de aartsvaders, de profeten, de apostelen, de martelaren, de belijders, de maagden, Koningin van alle heiligen, Koningin zonder erfsmet ontvangen, Koningin in de hemel opgenomen, Koningin van de heilige rozenkrans, Koningin van het gezin, Koningin van de vrede.

Maria in de hemel opgenomenPaus Pius XII verklaarde in zijn encycliek “Ad coeli Reginam”, verschenen op 11 oktober van het Mariajaar 1954, met welk rondschrijven hij het feest van Maria-Koningin in de Kerk invoerde, wáárom aan Maria de titel van Koningin toekomt. Hij schrijft: “Het belangrijkste beginsel, waarop de Koninklijke waardigheid van Maria berust, is zonder twijfel haar Goddelijke Moederschap. Wanneer derhalve in de Heilige Schrift deze zin over de Zoon, die de Maagd zal ontvangen, te lezen is: “Hij zal Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God de Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en aan Zijn rijk zal geen einde komen“(Lk 1,32 vv) en Maria daarom ook “de Moeder van de Heer”(Lk 1,43) genoemd wordt, is daaruit gemakkelijk af te leiden, dat zij ook Koningin is, daar zij immers de Zoon gebaard heeft, die op het moment dat Hij ontvangen werd, vanwege de hypostatische vereniging van de menselijke natuur met het Woord, ook als mens Koning was en Heer van alle dingen”.

Dan echter vervolgt de Paus met te zeggen, dat Maria niet alleen krachtens haar Goddelijk Moederschap Koningin is, doch ook vanwege haar aandeel in de door haar Zoon bewerkte Verlossing. De Heer heeft de wereld op de Boze heroverd en haar schoner hersteld dan zij geschapen was. Daartoe heeft Maria bijgedragen door haar ja-woord, door haar rol als nieuwe Eva, door haar offervaardigheid en liefde, en zo komt haar na en naast haar Zoon de titel van Koningin bovendien op basis van deze verdiensten toe. “Aan deze verbondenheid met Christus ontspringt dan ook haar Koninklijke volmacht de schatten van het Rijk van de Goddelijke Verlosser uit te delen”.

Tenslotte, zo verkondigt de Paus van het dogma der Tenhemelopneming van Maria, deelt Maria in de macht van haar Zoon, door welke met recht aangenomen wordt, dat Hij “regeert over de geesten en de harten der mensen”. Dat Maria in de Litanie van Loreto Koningin genoemd wordt, is in het licht van genoemde encycliek goed te begrijpen. Zij overtreft alle schepselen en zo ook alle Heiligen door haar eenmalige uitverkiezing. Nog schrijft de Paus: “Om de meest verheven graad van waardigheid, welke de Moeder Gods boven alle schepselen bereikt heeft te begrijpen, is het goed te overwegen, dat de heilige Moeder Gods reeds op het eerste ogenblik van haar Ontvangenis met een dergelijke overvloed van genaden vervuld geweest is, dat zij de genaden van alle heiligen overtroffen heeft”.

2.Maria, Koningin der Engelen

a) “De Engel des Heren bracht aan Maria de boodschap”

Wanneer wij ons willen verdiepen in de titel van “Koningin der Engelen” kunnen wij wellicht het best beginnen met de sublieme tekst waarin Sint Lukas ons in zijn Evangelie verhaalt over de Menswording van Gods Zoon. Een bode Gods wordt naar Nazareth gestuurd, tot “een Maagd die verloofd was met een man uit het geslacht van David die Jozef heette, en de naam van de Maagd was Maria”(Lk 1,27). Maria BoodschapHet is de grote Aartsengel Gabriël. Onder alle Engelen was deze door God uitverkoren om aan de Maagd van Nazareth Gods plan met de Menswording te verkondigen. Reeds in het Oude Testament had hij een boodschap mogen brengen over de komende Messias, over “de Gezalfde, de Vorst” die na zeventig jaarweken geboren zou worden (Vgl. Dan. 9,25). Het was een troostvolle boodschap voor de profeet Daniel en het volk Gods in ballingschap.

Nu is het grote ogenblik gekomen, dat God zijn belofte gaat inlossen. “De Engel trad bij haar binnen”, zegt het Evangelie. Het is het grootste moment in zijn leven, het grootste in haar leven: hij brengt de boodschap, zij aanvaardt de boodschap, het grote doet God bij wie niets onmogelijk is.

Wanneer Maria haar “Zie, ik ben de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord” gesproken heeft, valt wel de Engel op de knieën neer en aanbidt zijn Heer en God, Vlees geworden in Maria, en eert tegelijk Maria als zijn Koningin. Door haar goddelijke Moederschap wordt Maria de Koningin van hemel en aarde, en zo ook Koningin van alle Engelen. De Engel wist, dat God van eeuwigheid neergezien had op dit schepsel, dat als mens zover beneden de Geesten gesteld was, in Gods bedoeling echter reeds voor haar geboorte boven allen en alles verheven was.

“Maria en de Engelen staan, zoals een aantal mystieken en theologen aangenomen hebben, vanaf het eerste begin van de schepping met elkaar in verbinding, omdat God de Engelen vóór hun scheiding de menswording van zijn Zoon uit de maagdelijke Moeder getoond heeft; een gedeelte der Engelen was daardoor ontzet en heeft gerebelleerd, omdat zij deze Zoon Gods, die uit een vrouw een Mensenzoon moest worden, zouden hebben te aanbidden. De goede, God trouw blijvende Engelen echter, hebben niet alleen de Godmens hun aanbidding toegezegd, maar ook aan de maagdelijke Moeder van deze Godmens hun hulde en verering niet geweigerd. Zij verklaarden haar tot hun Koningin, omdat de onuitsprekelijk grote God deze maagdelijke Moeder op het ogenblik van haar Ontvangenis met de rijkdom van alle hemelse gaven uit de schatkamers van zijn Godheid op zo wonderbaarlijke wijze zou beschenken, dat zij alle Engelen en Heiligen in volheid van genade, schoonheid en reinheid overtreft”.1)

In dit perspectief hadden de Heilige Engelen Maria reeds bij hun beproeving aanvaard als hun Koningin, hebben zij als eersten haar erkend, lang voordat Maria zelf geboren werd, lang voordat de gelovige mensen van het nieuwe volk Gods, de Kerk, haar zouden vereren. Deze eerste daad is tegelijk ook hun eerste recht op Maria als Koningin.

b) Maria sprak: “Doet alles wat Hij u zal zeggen”

De Evangelies noemen nergens anders in het leven van Maria het optreden der H. Engelen. Zij zijn sober in hun mededelingen over de Moeder Gods, verhalen ook het leven van de Heer zelf in nuchtere woorden, ook daar waar het over buitengewone dingen, zoals wonderen gaat. Eenvoud en soberheid dragen het kenmerk der waarheid.

Het leven van de Moeder Gods op aarde onderscheidde zich uiterlijk amper van dat van andere vrouwen van haar tijd, land en sociale conditie, en het was door haar bijzondere roeping tot “Moeder van Smarten” zelfs eenmalig zwaar: degenen die door God het hoogst bevoorrecht worden, krijgen ook het grootste aandeel aan het lijden van de Heer. En dit is juist de meest verheven uitverkiezing! De H. Engelen hebben Maria de lasten van haar leven wel zelden mogen verlichten. Maria moest de weg van het geloof gaan, zoals wij allen. En toch, zo schrijft Prof. Holböck, kan de vroomheid van het gelovige volk het zich niet anders voorstellen, dan dat de Engelen van tijd tot tijd aan Maria verschenen zijn, zoals op haar reis “door het bergland van Judea” of “bij het bezoek aan haar nicht Elisabeth”.2)

De kunst gelooft daar in elk geval vast aan. Men denke aan taferelen in de schilderkunst, waarop Maria haar Kind in de kribbe aanbidt, of aan de herders of wijzen ter verering aanbiedt. Veel kunstenaars laten Maria onderweg naar Elisabeth vergezellen door behulpzame of musicerende Engelen. Engelen zien op afstand toe hoe Maria haar Kind voedt, enz. Zulke taferelen behoren tot de poëzie, die haar plaats ook zeker heeft in Gods liefdevolle omgang met zijn schepselen, en waarom zou dit alles niet gebeurd zijn: of de H. Engelen daarbij voor Maria zichtbaar waren of niet, is hierbij van ondergeschikt belang. Zij wist dat God door zijn Engelen over haar waakte, zoals het wel Engelen waren die het pasgeboren Kind van de Vrouw in het genoemde visioen van St. Jan in veiligheid brachten (Openbaring 12,5).

Als de H. Engelen in het leven van veel Heiligen soms of zelfs veelvuldig optreden, zoals bijv. bij de H. Lidwina van Schiedam, H. Francisca Romana, H. Gemma Galgani, H. Padre Pio, zouden wij dan de Moeder Gods van dergelijke verschijningen moeten uitsluiten? Maar inderdaad, zeker weten wij het niet, en het is ongetwijfeld ook niet nodig dat wij het zeker weten, anders zou het ons ongetwijfeld door Gods voorzienigheid geopenbaard zijn. Wij willen met de Kleine Theresia van Lisieux, voor wie Maria overigens meer Moeder was dan Koningin, onze mariale vroomheid niet voeden met onzekere legenden: de H. Schrift geeft ons voldoende gezonde kost voor geest en hart om daarmee onze liefde tot Maria te voeden.

Maria Koningin van de EngelenIn het Werk der H. Engelen worden de H. Engelen graag gezien als dienaren van de Koningin des hemels. Zij dienen haar in de hemel, maar ook op aarde. Zoals de Vader naar het woord van de Heer Hem “meer als twaalf legioenen Engelen” zou sturen als Jezus Hem daarom zou vragen (Mt. 26,53) of zoals de Engelen als dienaren van Jezus zelf zijn gevangenneming hadden verhinderd, indien zijn rijk van deze wereld geweest was (Vgl. Joh. 18,36), zo dienen de H. Engelen ongetwijfeld ook Maria. Als de ‘Madonna della Strada’ gaat zij onzichtbaar onder ons rond en helpt en troost en komt tussenbeide, overal waar mensen met vertrouwen en liefde tot haar bidden. En bij haar grootscheepse apostolaat als ‘Moeder der barmhartigheid’ is zij, de Koningin des hemels, ons hier op aarde steeds nabij…. En dit vooral door haar dienaren, de H. Engelen. Als zij Koningin en Meesteres is van zoveel machtige dienaren, die zo verlangen haar te mogen dienen, hoe zou zij dan hun ijver niet willen inzetten voor het nu uit honderden wonden bloedende Mystieke Lichaam van de Kerk; hoe zou zij haar dienaren de eer niet aandoen hun diensten aanminnig aan te nemen en ze te zenden…. als wij er prijs op stellen, als wij erom vragen? Zo was het reeds op de bruiloft van Kana, waar zij tot de knechten sprak: “Doet alles wat Hij u zal zeggen!”( Joh. 2,5)

De zeker historische gebeurtenissen op de bruiloft van Kana, met name waar het gaat om de nood ontstaan rond de oprakende wijn en de rol die bij het verhelpen der nood gespeeld wordt door Maria, de Heer en de knechten, zijn als een verzinnebeelding van hetgeen in het genadeleven telkens opnieuw geschiedt. God moet de wonderen der genade verrichten: Hij alleen kan het, maar zij geschieden op voorspraak van Maria, de biddende Almacht, omwille van wie de Heer zelfs zijn uur vervroegt! En ook vaak door bemiddeling van de H. Engelen, de knechten van God, de knechten van Maria, want de Heer beveelt de knechten, zoals Maria ze tevoren bevolen had: Hij is de Heer, zij de Meesteres, de Koningin der Engelen.

En de Engelen? Zij gehoorzamen, zwijgend, zoals de knechten in Kana zonder mankeren de Heer gehoorzamen, en de kruiken vullen, en hem opnieuw gehoorzamen wanneer Hij hun zegt van de nieuwe wijn te laten proeven door de ceremoniemeester. “Deze echter wist niet, waar de wijn vandaan was, de knechten die de kruiken gevuld hadden wel”(Joh. 2,9). De Engelen zijn zeker vaak in Gods plannen met ons ingewijd, voor zover het voor hun dienst nodig is. Maar alles geschiedt, omdat de Koningin – of moeten wij hier niet eerder zeggen, de Moeder, van allen, van de bruiloftsgasten en het bruidspaar – vóór allen de komende nood gezien en gezorgd heeft; zij die als Moeder ziet en zorgt en als Koningin weet te bevelen!

Konden wij toch ooit zien wat er “op de achtergrond”, wat er “achter de coulissen” dagelijks in ons leven gebeurt, in het samenspel tussen Gods gerechtigheid en Maria’s voorspraak en de dienst van de H. Engelen, die zich onzichtbaar onder ons bewegen. Maar wat het oog niet ziet hoeft voor het hart niet verborgen te blijven. O Heer, schenk ons liefde, open eindelijk ons hart voor de wereld van het Onzichtbare, de wereld van Uw altijd zorgende barmhartigheid…

c) “Maria is opgenomen ten hemel; de schare der Engelen verheugt zich. Alleluia!”

De boodschap van de Aartsengel staat aan het begin van Maria’s zending, als Moeder van het mensgeworden Woord; de Tenhemelopneming van Maria betekent het einde van haar aardse loopbaan; de overdrachtelijke uitleg van de gebeurtenissen in Kana geeft een beeld van Maria’s middelaarschap in de hemel, waar zij als Koningin, bewust van haar verantwoording en van haar rechten, de Kerk op aarde bijstaat en haar dienaren zendt. Dat Maria allereerst de Koningin der Engelen is, leert ons de liturgie. Nemen wij een aantal teksten onder ogen en verbinden wij daaraan een aantal beschouwingen.

Zoals wij zagen eert de Kerk Maria in de Litanie van Loreto allereerst als Koning der Engelen. Zij doet het ook in tal van hymnen en antifonen. Men denke aan het “Ave Regina coelorum, ave Domina angelorum”: “Gegroet, Koningin der hemelen, gegroet Meesteres der Engelen”. Hemel of hemelen is in deze gezangen synoniem met “wereld der Engelen”. Zoals in Luk 15,7 en 15,10 “Hemel”en “Engelen Gods” gelijkgesteld worden.

Zoals ook in het Onze Vader, waar wij bidden: “Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel”. Hier staat ‘hemel’ voor de wereld der Engelen, die volmaakt gehoorzamen. In het “Regina coeli” of “Koningin des Hemels” is met “hemel” ook weer precies de wereld der Engelen bedoeld wier Koningin Maria is. Salve ReginaIn de heerlijke antifoon “Salve Regina” wordt Maria allereerst “Koningin” genoemd, en men denkt hier aan haar hofstoet van H. Engelen. En dan meteen “Moeder van Barmhartigheid”: degenen die haar barmhartigheid nodig hebben zijn niet de Engelen, maar wij. In dit beroemde lied, toegeschreven aan de benedictijner monnik van het eiland Reichenau, Hermann van Altshausen,3) hebben de christenen van het Avondland samen met de liturgie van de Kerk hun liefde tot Maria onder woorden gebracht. Op de meeste dagen van het jaar eindigen de completen met deze hymne. Maar ook in het Nederlands wordt het als lied gezongen: “Wij groeten u, o Koningin…”, waar in het refrein de Engelen opgeroepen worden Maria te eren: “Groet haar, o Cherubijn, prijst haar o Serafijn: prijst met ons uw Koningin..” Uitdrukkelijk wordt Maria hier niet “onze Koningin” maar “uw Koningin” genoemd. Wij beseffen heel goed: zij is allereerst de Koningin der Engelen!

In de Misliturgie van Maria Tenhemelopneming is driemaal sprake van de vreugde der Engelen over Maria’s opname in de hemel. In de intredezang zingt de Kerk: “Laat ons allen blij zijn in de Heer: wij vieren de feestdag van de Maagd Maria; haar Tenhemelopneming is voor de Engelen een reden tot vreugde; hun lof weerklinkt voor de Zoon van God”.4) Eender heet het in het Alleluiavers: “Maria is ten hemel opgenomen: de schare van de Engelen verheugt zich. Alleluia”. En in het offertoriumlied: “Maria is ten hemel opgenomen, de Engelen verheugen zich; zij prijzen en zegenen de Heer. Alleluia”

De nadruk die hier gelegd wordt op de vreugde der Engelen over Maria’s verheffing is opvallend. De gedachte die eraan ten grondslag ligt is wel, dat juist de Engelen zich verheugen, zij als eersten, zij nog meer dan wij. De kunst schildert graag het moment waarop Maria omstuwd door jubelende Engelen opgenomen, of door hen zelfs omhoog gedragen wordt in de hemel.

De reden hiervan is wel, dat de H. Engelen haar inderdaad beschouwen als hun Koningin, Koningin al vanaf het ogenblik waarop zij in hun beproeving Maria nog vóór haar geboorte erkend hebben als hun Meesteres. Koningin, vanwege haar Goddelijk Moederschap; Koningin vanwege haar overwinning, samen met haar Zoon, op de Boze. Na alles wat Maria op haar zo zware en duistere weg op aarde heeft moeten doormaken, is het uur daar van haar glorie, van haar kroning tot Koningin van hemel en aarde.

d) “Engelachtiger dan de Engelen”

De litanie noemt Maria de Koningin van alle Heiligen. Dit is zij echter niet slechts op basis van de genoemde redenen, dit is zij ook vanwege het feit dat zij in heiligheid alle Heiligen overtreft; dat zij hen in die vorm van heiligheid overtreft waarin zij voor God zo groot geweest zijn: anders de patriarchen dan de profeten, dan de apostelen, dan de martelaren, belijders, enz.

Maria is niet vooral groot door een bepáálde vorm van heiligheid, zoals gehoorzaamheid, armoede, dapperheid, Godsliefde en naastenliefde, zij is groot door elke vorm van heiligheid! Zij was meer apostel van de apostelen, martelares dan de martelaren, belijdster dan de belijders enz. Zij overtreft elke heilige en bezit alle vormen van heiligheid in volmaakte graad. Zo is zij ook “engelachtiger”, “reiner”, “heiliger”, “verhevener” dan Gods zuivere Geesten, de H. Engelen. Zo herkennen de Engelen zich dan ook in Maria, is zij als een van hen, is zij hun ideaal, is zij inderdaad hun Koningin.

Maria en de EngelenMaria’s wezen is ongetwijfeld onvoorstelbaar eenvoudig, zoals de Engelen als zuivere Geesten voor ons ook onvoorstelbaar eenvoudig zijn; zoals God Zelf de Eenvoud zelf is, de Liefde zelf, de Reinheid zelf enz. Haar wezen is onvoorstelbaar stralend, zoals de Engelen wezens van licht zijn en God het Licht in persoon is. Alles aan haar wezen ademt majesteit, zoals de Engelen vol majesteit en glorie zijn; schoonheid en deemoed, onvergelijkelijk meer nog dan de H. Engelen. Zij is koninklijk, meer nog dan de Engelen, en daarbij vol liefde en als een kind, onbewust van haar verhevenheid, ofschoon niet onwetend hieromtrent. Want Maria kijkt niet naar zich zelf, doch alleen naar God. Zij is inderdaad de GENADE IN PERSOON! Hoe zou zij niet de vreugde der Engelen zijn, hoe zouden zij haar niet tot hun Koningin verheven hebben? En omdat zij als eersten Maria aanvaard hebben, laten zij zich de eer niet nemen de eerste en de eigenlijke dienaren der Koningin te zijn!

e) “En wij dan?...”

Zo zou men bijna in een zekere, heel begrijpelijke naijver willen uitroepen: is zij dan niet ook onze Koningin? Dat is zij ongetwijfeld en zij put daarom ook met liefde uit de schatten die haar Zoon verworven heeft, de oneindige verdiensten van Zijn kostbaar lijden en sterven, den deelt hiervan met volle handen uit. Zij bezit, zo zei het toch Paus Pius XII, “de Koninklijke volmacht de schatten van het rijk van de Goddelijke Verlosser uit te delen”.

En als Koningin deelt zij ook royaal, dit betekent oorspronkelijk “koninklijk”, uit, en allen hebben wij uit haar handen rijke schatten mogen ontvangen. Zij is immers Middelares van alle genaden. Maria is op deze wijze onze Koningin tot wie wij steeds mogen gaan. De liturgie past graag op Maria de mooie tekst toe van Hebr. 4, 16: “Laat ons dus met vertrouwen opgaan tot de troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden tot tijdige hulp”.

Maar dit is voor wie liefheeft toch nog te weinig. Wij willen Maria niet alleen zien en beleven als onze Koninklijke weldoenster, wij willen haar ook verheffen tot onze Koningin, of anders uitgedrukt, wij willen haar dienaren zijn, wij willen haar livrei dragen, onder haar vaandel strijden, zodat zij in werkelijkheid onze Meesteres is en ons Ideaal, voorwerp van onze kinderlijke liefde en ons verlangen haar eer te verdedigen en haar zelfs na te volgen.

Als dat zo is, zullen wij ook, zoals de Engelen bij hun beproeving, Maria bewust tot Koningin moeten kiezen en tot onze Aanvoerster in de apokalyptische strijd tegen de Boze. Dan zien wij naar haar inderdaad als het “Teken aan de hemel”(Openbaring 12,1). Dan is zij degene wier Onbevlekt Hart tenslotte over de Boze zal zegevieren, zoals het heet in de Boodschap van Fatima, dan zouden wij ons aan haar moeten toewijden en met de Engelen samen moeten strijden voor haar eer en voor de redding der zielen.

Dan zullen wij ernaar moeten streven haar leven in de omstandigheden van ons alledaagse leven zo getrouw mogelijk na te volgen, dan zullen wij absoluut naar de heiligheid moeten streven. Dan zal Maria de Koningin van onze harten moeten zijn, dan zal zij over ons moeten kunnen heersen, zoals het een koningin toekomt. Maria deelt immers, zoals Paus Pius XII het uitdrukte, ook in de macht van haar Zoon te regeren “over de geesten en de harten der mensen”. En hierin zijn tal van heiligen ons op een opvallende wijze voorgegaan. Bespeuren wij reeds Maria’s zoete heerschappij over ons hart?

Maria wil immers heersen over onze harten: een heilige Grignon de Montfort die de liefdesslavernij van Maria verspreidde, wist dit, en zo ook een Heilige P. Maximilian Kolbe, die de Ridder van de Onbevlekte wilde zijn, en velen die behoren tot hedendaagse Mariale bewegingen.

Zou het niet een goed voornemen zijn, te willen groeien in verering van Maria Koningin, dat zij ook de Koningin van ons hart wordt, dat wij zelf meer Mariaal worden, op Haar gelijkend, die de Koningin der Engelen is en tegelijk onze Moeder. Om Maria in waarheid onze Koningin te kunnen noemen, moeten wij dit ook verdienen: de Heilige Engelen, en allereerst onze eigen Bewaarengel, mogen hierin ons voorbeeld zijn en onze helpers.

P. H. J. van Dijk ORC

Terug

1) Ferdinand Holböck: Vereint met den Engeln und Heiligen, blz. 85 e.v.
2) Idem, blz. 85
3) 1013-1054
4) Vgl. Romeins Missaal, blz. 273