Je bent hier: start » meer

Dit is een oude revisie van het document!


Toch kunnen zij specifieke gedachten die we met hen willen communiceren, kennen. Wezenlijk voor alle geestelijke communicatie is het besluit om een gedachte of een idee aan een ander persoon over te brengen, of dit nu een Engel, een duivel, een heilige in de hemel, of God Zelf is. Daarom worden de Engelen bewust van wat we hun willen communiceren, zodra we het besluit nemen tot hen te spreken of te bidden.

De heilige Thomas van Aquino leerde, dat zelfs “wanneer onze Engelbewaarder in de hemel is, dat hij dan weet wat er gebeurt met de mens”. 1)

Onze Beschermengel kan weten wat we hem willen vertellen uit de Godsschouw, wanneer God het aan hem wil communiceren. Dr. Peter Kreeft stelt vast, dat “God de Engelen alles vertelt wat ze nodig hebben over wat er gaande is in onze wereld. Ze hoeven het niet te leren via zintuiglijke ervaring. Met andere woorden: Engelen zien de wereld weerspiegeld in Gods geest, vergelijkbaar met hoe een luisteraar de gebeurtenissen van een verhaal ziet, zoals die verteld worden door de auteur”. 2)

Toch zou deze opinie, wanneer die te ver wordt doorgetrokken, de noodzaak wegnemen voor elke communicatie, niet alleen die tussen Engelen en mensen op aarde, maar ook tussen de Engelen en heiligen in de hemel. Maar het morele goed van de gemeenschap van de heiligen bevat ook de sociale dimensie van interpersoonlijke relaties, die zich uiten in handelingen van communicatie en handelingen van liefde.

Bovendien negeert deze positie de algemene doctrine over de hemelse hiërarchie van de Engelen. Over dit punt zeggen de heilige Thomas en de meeste theologen dat God Zijn plannen aan de hoogste koren van de Engelen openbaart, die Zijn dienstboden zijn in het doorgeven van deze kennis en het aansturen van de taken van de lagere Engelen.

Hieruit zou niet volgen, dat iedere Engel, op grond van zijn eigen Godsschouw, alle kennis ontvangt die hoort bij zijn taak. Het basisprincipe achterliggend aan de hiërarchie van de Engelen is de volgende: God geeft Zijn schepselen een dubbel deel van Zijn goedheid: a) het goed van het zijn (de natuurlijke vervolmaking van hun natuur) samen met genade; b) het goed waardoor zij samenwerkende oorzaken zijn in de economie van de schepping, in die zin dat zij oorzakelijk bijdragen aan de groei van lagere schepselen tot volmaaktheid.

Ten slotte, hoewel het zeker binnen de macht van God ligt om de geheimen van het hart aan iedere Engel te openbaren, is er geen overtuigende reden voor waarom dit doorgaans plaats zou vinden, want het zou een beperking zijn van de volmaaktheid van de sociale orde in de gemeenschap van de heiligen.

Hoewel de Engelen wel onze geestelijke noden zouden kunnen kennen zelfs zonder een dergelijke openbaring, zijn onze gebeden tot hen niet doelloos. We noemen hier slechts twee redenen. Ten eerste zijn de verdiensten van het gebed en de kracht van de hoop noodzakelijke voorwaarden voor het verkrijgen van veel genaden. Daarom volgt daaruit, dat alleen het kennen van onze noden de Engelen niet verplicht ons elke genade te bemiddelen.

Ten tweede, in en door de communicatie van het gebed, maken we tegelijkertijd ook duidelijk aan de Engelen wat de houding van ons hart en ziel is, waarvan de kennis, voor het grootste gedeelte tenminste, behoort tot de geheimen van het hart. Deze kennis van onze innerlijke houding is van grote pastorale waarde voor de Engel, omdat hij daardoor zijn dienstwerk beter kan afstemmen op onze gezindheid en vaardigheid om met de genade mee te werken.

1) vgl. De Summa Theologiae, q. 113, a., 6, ad 3
2) Dr. Peter Kreeft, Angels and Demons, question no. 37, p. 67