|
AdventoverwegingDoor: H. Kardinaal Newman WakenHet woord ‘waken’, dat eerst door de Heer, vervolgens door de geliefde leerling en daarna door de twee grote apostelen Petrus en Paulus werd gebruikt, is, zo meen ik, een opmerkelijk woord. Opmerkelijk, omdat het idee niet zo voor de hand ligt als op het eerste gezicht zou lijken, en vervolgens omdat zij het allen zo inprenten. Wij moeten niet zo maar geloven, maar waken; niet zo maar beminnen, maar waken; niet zo maar gehoorzamen, maar waken. Wakend uitzien, waarnaar? Naar die grote gebeurtenis, die komst van Christus, is fijngevoelig, vurig en bezorgd van geest; hij is wakker, alert, opmerkzaam, vol ijver om Hem te zoeken en te eren. In alles probeert hij Hem te ontdekken, wat er ook gebeurt, en hij zou niet verrast of al te opgewonden of van zijn stuk gebracht zijn, als hij merkte dat Christus onmiddellijk kwam. KruisWie met Christus waakt, ziet vooruit naar de toekomst, maar ook terug op het verleden en besteedt niet zoveel aandacht aan wat zijn Verlosser voor hem heeft geleden. Wie met Christus waakt, herdenkt en vernieuwt in zijn eigen persoon het kruis en de doodsstrijd van Christus en neemt gaarne de mantel van smarten op zich die Christus hier droeg en achterliet toen Hij ten hemel opsteeg. Vandaar dat de gewijde schrijvers, telkens als zij in hun brieven hun verlangen naar zijn tweedekomst tot uitdrukking brengen, ook aan zijn eerste komst herinneren en in zijn verrijzenis nooit zijn kruisiging uit het oog verliezen. OnthechtingWanneer bijvoorbeeld de heilige Paulus de Romeinen eraan herinnert dat zij ‘wachten op de verlossing van het lichaam’ op de laatste dag, dan zegt hij toch ook: “Wij delen in zijn lijden om ook te delen in zijn verheerlijking”. Als de Apostel tot de Korintiërs spreekt over ‘vol verwachting uitzien naar de komst van onze Heer Jezus Christus’ spreekt hij ook over het ‘altijd meedragen van het sterven van Jezus in ons lichaam, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden’. Dit is dus ‘waakzaam uitzien’: onthecht zijn aan wat nu aanwezig is en leven in het ongeziene; leven met de gedachte aan Christus zoals Hij eens gekomen is en zoals Hij zal weerkomen; vanuit onze tedere en dankbare herinnering aan zijn eerste komst verlangen naar zijn tweede komst. Door: Petrus BloisEr is een drievoudige komst van de Heer: de eerste in het vlees, de tweede in onze ziel en de derde bij het oordeel. Christus’ eerste komst is al voorbij. Dat was de tijd dat Hij onder de mensen werd gezien en onder de mensen leefde. Wij leven nu tijdens zijn tweede komst, als wij tenminste zo leven dat Hij bij ons wil komen. Wij kunnen er zeker van zijn dat, als wij Hem beminnen, Hij tot ons zal komen en bij ons zal blijven. Toch is deze komst voor ons onzeker. Wie kent immers wat in God is, tenzij de geest van God? Zij die soms door het verlangen naar het hemelse in vervoering geraken, weten wanneer Hij komt, maar zij weten niet vanwaar Hij komt en waarheen Hij gaat. Derde komstWat de derde komst betreft, is het in elk geval zeker dat Hij zal komen, maar geheel onzeker wanner Hij zal komen. En wat is zekerder dan de dood? Niets is echter onzekerder dan het uur van de dood. In dit leven kunnen wij slechts van één ding zeker zijn: dat wij van niets zeker zijn. Het ene ogenblik lacht jet geluk ons toe, het andere gaan wij gebukt onder tegenspoed. Het ene ogenblik zijn wij er, het andere niet. De dood spaart immers leeftijd noch geslacht. Wat wij ook verzamelen, zeggen, denken of doen, alles zal in het niets verdwijnen als stromend water. Hoe gelukkig is hij die veilig zeggen kan: “Ik ben bereid, mijn God, ik ben bereid” (Ps.108,2). Hij heeft van de eerste komst van de Heer de vrucht van de genade ontvangen, van de tweede komst zal hij de vrucht van het heil en de heerlijkheid ontvangen. De eerste komst is verborgen en lieflijk. De derde zal openlijk en verschrikkelijk zijn. Immers, met de eerste kwam de Heer tot ons om in de tweede tot ons te kunnen komen. Met de tweede komt Hij tot ons om zich bij de derde komst niet tegen ons te hoeven keren. * Terug |